Roemenië September 2002
Lees eerst: Hoe het allemaal begon
Donderdag 5 September 2002. En weer kwam ik aan op het zonovergoten vliegveld Otopeni in Boekarest, waar in mijn drie jaar afwezigheid beduidend veel veranderingen hadden plaatsgevonden. Er was inmiddels een terminal bijgebouwd, je hoefde niet meer honderden meters over het hete asfalt te lopen en er was een moderne toegangsweg van de slurf naar de aankomsthal bijgekomen.
En voor de derde keer vlogen Angela, Nae en ik elkaar om de nek. Het weerzien was als vanouds en al snel liepen wij richting de mij zo vertrouwde parkeerplaats. Vertrouwd? Niet meer. Ook hier had de modernisering overwonnen en was de oude parkeerplaats met zijn ratjetoe aan vervoermiddelen vervangen door een oerlelijke parkeergarage, en ze waren er nog trots op ook.
De rit naar hun flatje was ook anders. Het verkeer zo mogelijk nog chaotischer, veel meer stoplichten, schonere straten, minder bedelaars, redelijk goed geklede mensen en ik ontdekte tot mijn grote verbazing zelfs een moderne supermarkt! Enfin, Boekarest krabbelde ook langzaam maar zeker uit het dal van armoede zag ik.
Eenmaal in Str. Avrig aangekomen, stapte ik vol bravoure in het zo gehate rottige hangliftje. Het deed al zo veel jaren trouwe dienst dus zou ik het nu toch maar eens moeten accepteren. Ik ben er alleen tot op de dag van vandaag nog steeds niet aan gewend.
De dag daarop moesten Angela en Nae nog werken, dus bleef ik alleen thuis. Maakte niet uit, het was lekker warm weer en ik had mij met een gammele houten klapstoel en boek op het (nu nog schever hangende) balkon geïnstalleerd. Ineens begon het balkonnetje te trillen en ik keek nog gauw naar beneden om te kijken welke zware vrachtwagen er door de straat heen scheurde, want zo’n gevoel was het. Niets te zien, alleen het gebruikelijke tafereel van paarden en wagens, toeterende personenauto’s, de zwerfhonden en mensen beladen met plastic tasjes van de markt. Ik stond er verder niet bij stil, in Boekarest was alles mogelijk per slot van rekening.
De bel ging en tot mijn verbazing stond oma Eugenia behangen met plastic tasjes voor de deur. Snikkend vloog ze om mijn nek en ook bij mij bleef het niet droog. Het was fijn om “mamuta” weer te zien. Ook Eugenia was op de markt geweest, en zou voor mij wel eens even een lekker Roemeens maaltje koken. Dat hoefde niet voor mij want ik had nog zakken vol witte puntjes met Hollandse kaas in de koelkast liggen, maar dat vond ze geen excuus. Na een uurtje stond de tafel vol met ciorba (licht zure soep), carnaciori (worstjes met knoflook), brood, salade en een aantal flessen lokaal bier. Hoewel ik geen honger had moest en zou ik eten, een Roemeense gewoonte die je maar moet accepteren. Het Roemeense eten is best lekker en uiteindelijk hebben we samen lekker zitten schransen. Eugenia trok een fles bier open, en hoewel ik normaal gesproken gruwel van bier, hebben we samen heel wat weg zitten tetteren. Onder invloed van de alcohol ging de conversatie redelijk soepeltjes en we hadden het berengezellig samen.
Laat in de middag kwamen Angela en Nae thuis en vroegen bezorgd of ik geen last had gehad van de aardbeving. AARDBEVING? Ja, dat was dus het trillen op het balkon geweest. Ach, het stelde niks voor dus was er geen reden tot paniek.
Of ik nog even in de stad wilde blijven werd niet eens meer gevraagd. De auto werd weer volgeladen, het liftje ernstig misbruikt met alle bagage, en daar gingen we weer de stad uit en het land in. Deze keer gingen we niet gelijk naar Bradetu maar naar hun vrienden in het wonderschone bergdorp Cheia. Daar was ik 7 jaar geleden ook al eens geweest, maar ik herkende het amper terug. Veel vakantiehuizen waren daar gebouwd, dus ook hier stond de “vooruitgang” niet stil zag ik tot mijn verbazing. Ik had Joana en Nicu ooit wel eens ontmoet in de jaren ervoor, ontzettend lieve mensen en flink behept met de Roemeense gastvrijheid. Ik werd ontvangen als de koningin, kreeg de “mooie” kamer in hun zelfgebouwde houten huis, en werd helemaal opgenomen in hun “familie”.
Er werd gelijk een feestmaal aangericht op de Barbeque, een enorme vis in een saus van knoflook, kruiden en tomaten was het slachtoffer. Wat hebben we zitten smullen.
De volgende morgen stapten we al vroeg in de auto voor een bergwandeling op de Montele Rosu (de rode berg). Steil omhoog ging het, over een onverharde bergweg, en de auto ging met horten en stoten door de ochtendmist. Eenmaal bovengekomen keek ik mijn ogen uit. Wat was het daar mooi! Na een fikse wandeling in puur natuur kwamen we bij een soort bar waar het al vol zat met mensen. Een lekker koud colaatje ging er gretig in en ik keek eens goed om mij heen. Ik heb me rot gelachen daar. Er was een grote dansvloer op de berg aangelegd en tientallen Roemenen stonden uitbundig op knalharde discomuziek te swingen dat het een lieve lust was. Het bier vloeide al rijkelijk hoewel het nog geen 11 uur in de ochtend was. Rare jongens die Roemenen, ik heb me daar dan ook kostelijk geamuseerd.
Eenmaal terug in Cheia hoorden Joana en Nicu het hele verhaal van de Montele Rosu lachend aan, zetten de transistorradio op 10 en moesten ook even een dansje wagen. Dolle pret daar bij dat stel.
Het bekende klooster van Cheia ligt pal tegenover het huis van Nicu en Joana, Nicu is goed bevriend met de mensen daar en ik werd dan ook prompt uitgenodigd om een dienst bij te wonen. Een beetje onwennig heb ik 2 uur lang naar het gezang van de monniken geluisterd en de preken aangehoord. Ik verstond er niets van maar het maakte wel indruk. Nicu zat tegenover mij gekke bekken te trekken, dus had ik nog moeite om mijn gezicht in plooi te houden.
De volgende dag namen wij afscheid van onze vrienden. Ik zou ze missen, zeker die gekke Nicu met zijn humor en optimistische instelling.
Wij gingen richting de noordelijkste streek van Roemenië, de Maramures, twee dagen rijden vanaf Cheia. De reis ging door het wonderschone Rodna-gebergte en ik kwam weer ogen tekort. Geen stad te bekennen, kleine geïsoleerde dorpjes, veel boerderijtjes, geen verkeer (behalve dan de paarden, koeien en ossenwagens) en zo pittoresk als het maar kon zijn. Hier was de armoede wel weer veel duidelijker aanwezig, maar daar was ik zo langzamerhand wel aan gewend geraakt. Onderweg naar de wc? De natuur vormde in de meeste gevallen een prachtig openluchttoilet. Overnachten deden we voor een paar gulden bij wildvreemden thuis in het gehucht Prundu Baragaului (wat reuze gezellig was) en reden de volgende dag de wonderschone Maramures in.
Wauw, veel mensen nog in klederdracht, de prachtige toegangspoorten met houtsnijwerk, de nog schilderachtige dorpjes! Ik genoot. Ergens tussen de dorpen Romuli en Sighet kwamen wij het klooster van Birsana tegen. Werkelijk wonderschoon, helemaal van hout opgetrokken en er was geen boormachine aan te pas gekomen. Alles handwerk!
Laat in de middag kwamen wij aan bij onze eindbestemming: het “vrolijke kerkhof” van Sapanta, op de grens van de Oekraïne. Met open mond heb ik daar rondgelopen. Alle graven waren vrolijk beschilderd en voorzien van komische anekdotes uit het leven van de overledenen. Ook in Sapanta stond de tijd al jaren en jaren stil, hoewel er een klein pensionnetje was gebouwd voor eventuele toeristen. Daar hebben wij dan ook overnacht en ik moet zeggen dat het erg gezellig was.
De volgende dag ging de reis verder en we zakten weer af richting zuiden. Na een barre tocht door verlaten dorpen, over onverharde wegen en door schitterende landschappen, kwamen we aan in de grote stad Cluj, waar we te gast waren bij neef Leviu, nicht Corina en hun dochters Joana en Alina. Een piepklein drie-kamerflatje in weer zo’n monsterlijke woonkazerne. 7 Hoog en te bereiken met, jawel, weer zo’n kreunend rotliftje. 2 Nachten hebben we daar met zijn allen bij elkaar gehokt, de Botanische tuinen bekeken en Mac Donalds bezocht, want die hadden ze daar toevallig! Ik had reuze trek in een Big Mac en nodigde de hele bups uit voor een etentje daar. Nou, daar hadden ze wel oren naar want zelf konden ze dat niet betalen. Op naar de Mac, ik ging 7 menu’s bestellen en werd vol verbazing aangekeken door de medewerkster achter de balie. Ze wilde eerst geld zien, want wie besteld er nou 7 menu’s?, niemand had daar toch de centen voor? Ik telde zonder blikken of blozen mijn 12 Euro uit en gaf haar nog ongeveer 3 Euro fooi. Ik heb iemand nog nooit zo verbaasd zien kijken, en toen we weggingen kreeg ik (tot grote hilariteit van de andere bezoekers) een dikke zoen. Mijn “fooitje” van 3 euro bleek haar halve week-inkomen te zijn.
Donderdagochtend 12 september vertrokken wij in de stromende regen richting Bradetu, eindelijk, want ik wilde graag naar “huis”, naar Constanza en Alexandru. Via Turda, Alba Julia, Sibiu, Ramnicu Valcea en Curtea de Arges ging de tocht door een grauw en neerslachtig landschap, want als het regent is het daar in en in triest.
Een warme begroeting in Bradetu viel ons echter ten deel. De tamme wolf Kojak stond ons al op te wachten en ging uit zijn vieze vacht van blijdschap. Besprong ons vol enthousiasme en maakte er een modderzooitje van. Ook Constanza en Alexandru “stormden” hun sjofele behuizing uit en stortten zich luid snotterend om mijn nek. Ik was weer “thuis” bij mijn ouwetjes, wat had ik ze gemist die twee.
Het vakantiehuisje van Angela en Nae begon nu ook ergens op te lijken. Het dak lekte niet meer en de ramen waren stevig vastgezet. Het terras was verfraaid met plavuizen en de badkamer was eindelijk voorzien van tegels. En er stonden nu degelijke hekken om het huis om in de winter de wolven en beren buiten de deur te houden (die leven daar nog in grote getale in het wild).
En wederom ging ik van boerderij naar boerderij om mij te melden, en wederom werd ik plat geknuffeld en plat gezoend, want per slot van rekening was ik alweer 3 jaar niet “thuis” geweest. Ik maakte kennis met nieuwe kinderen en kleinkinderen, met nieuwe waakhonden en met de pasgeboren biggetjes van Droghita. En ik zat natuurlijk veel bij Alexandru en Constanza.
In het dorp was niet veel veranderd. De weg met kuilen was nog slechter als de jaren ervoor, er reed nog steeds amper verkeer, Alexandru hing nog steeds graag op zijn bankje en het weggetje naar de boerderijtjes en ons vakantiehuisje was nog steeds nauwelijks begaanbaar. Ach, het was zoals het was, ik wist niet beter of het hoorde zo, hoewel het natuurlijk wel beter zou kunnen. De dorpelingen taalden er verder niet naar, ze haalden het niet in hun hoofd om de situatie te verbeteren want waar moesten ze dat van betalen? Dus het bleef zoals het was, een armoedig boerengat in de uitlopers van de Karpaten. Een armoedig boerengat waar ik mij oh zo thuis voel.
Zondagmorgen 15 september verlieten wij in alle vroegte Bradetu, want ik moest ‘s-middags weer naar het vliegveld. Constanza huilde dat het een lieve lust was en Alexandru liet zich al helemaal niet meer zien, die wilde geen afscheid nemen.
Angela, Nicolae si Romania, va multumesc, a fost foarte placut (bedankt, het was weer reuze gezellig)!
Lees verder bij mijn volgende bezoek aan Roemenië 2004