Ouders van Roemeense kinderen in Nederland vinden dat het goed gaat met hun kind

3 februari 2017

In Nederland geregistreerde ouders van Poolse, Bulgaarse en Roemeense kinderen vinden dat het goed gaat met hun kind. De kinderen voelen zich volgens hun ouders thuis in Nederland, hebben veel vrienden en gaan graag naar school. Ook de gezondheid van hun kinderen vinden zij overwegend goed.
Ouders zijn positief over gebruik van en waardering voor voorzieningen als kinderopvang, school en gezondheidszorg.
In vergelijking met autochtoon-Nederlandse leeftijdgenootjes hebben kinderen uit de drie herkomstgroepen echter vaker overgewicht, zijn ze minder vaak lid van een sportclub en hebben ze minder vaak zwemles (gehad).
De kinderen vertonen volgens hun ouders weinig probleemgedrag, maar Poolse kinderen tonen dit iets vaker dan Bulgaarse en Roemeense kinderen: jonge Poolse kinderen luisteren slechter naar hun ouders, vinden zij, en Poolse tieners spijbelen, roken en blowen vaker.

Dit zijn de belangrijkste uitkomsten van de SCP-publicatie Van oost naar west, over een onderzoek dat is uitgevoerd op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Met dit onderzoek is kennis verzameld over in de BRP (Basisregistratie Personen) geregistreerde kinderen van 0-17 jaar die na de uitbreiding van de Europese Unie (met Polen op 1 januari 2004 en met Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007) in Nederland zijn komen wonen (of zijn geboren). Van de groepen uit Midden- en Oost-Europa is het aantal kinderen uit deze drie herkomstlanden het grootst. Er stonden ten tijde van het onderzoek in 2015 30.000 kinderen van 0-17 jaar van Poolse herkomst in Nederland geregistreerd, naast 5300 Bulgaarse kinderen en 4700 Roemeense kinderen.

Er zijn ook veel migranten in Nederland die zich niet inschrijven in de BRP. Zij maken geen deel uit van dit onderzoek. Dit onderzoek heeft dus betrekking op ingeschrevenen. De overgrote meerderheid van deze geregistreerde migranten met kinderen in Nederland wil voor langere tijd in Nederland blijven; het is een zich vestigende groep. Anders dan tijdelijke arbeidsmigranten hebben ze vaak een zelfstandige woning, wonen ze een aaneengesloten periode in Nederland (in plaats van periodieke migratie) en zijn de gezinnen compleet. Dit zijn gunstige factoren voor de leefsituatie van de kinderen.

Enquête onder ouders van kinderen van 0-17 jaar

In dit kwantitatieve onderzoek heeft het SCP ouders gevraagd om een enquête in te vullen over hun eigen achtergrond en over het leven van hun kinderen. Ouders kregen leeftijdsspecifieke vragen voorgelegd (over kinderen van 0-3 jaar, 4-11 jaar en 12-17 jaar) over onder andere opvoeding, schoolbeleving, sociale contacten, welbevinden en gezondheid. In totaal heeft 44,4% van de benaderde ouders meegedaan aan de enquête; 444 ouders van Poolse, 328 ouders van Bulgaarse en 436 ouders van Roemeense kinderen.

Ouders over hun kinderen: het gaat goed

De kinderen voelen zich volgens hun ouders thuis in Nederland, hebben veel vrienden en gaan graag naar school. De overgrote meerderheid van de ouders toont zich tevreden over hoe de opvoeding verloopt en vindt dat ze een goede relatie met hun kind hebben.

Ook de gezondheid van de meeste kinderen is naar de mening van de ouders goed. Gedrags- en emotionele problemen (ongeveer 1 op de 9 kinderen) worden niet vaker gemeld dan door autochtoon-Nederlandse ouders. Hyperactiviteit lijkt onder de kinderen van Midden- en Oost-Europese herkomst nauwelijks voor te komen (circa 4%), veel minder vaak dan onder autochtoon-Nederlandse kinderen (13%).

Geen aanwijzingen voor niet-gebruik en ontoegankelijkheid voorzieningen

Ouders zijn positief over de geboden ondersteuning en advies over de opvoeding. Ouders van Bulgaarse kinderen maken weinig gebruik van kinderopvang voorzieningen. Dat is vooral omdat ze zelf voor hun kind (willen) zorgen, kostenoverwegingen worden minder vaak genoemd.

Ouders hebben naar eigen zeggen veel contact met de school van hun kinderen, hebben veel vertrouwen in het onderwijs en schatten in dat zij bij problemen in gesprek kunnen gaan met de school. Het consultatiebureau is geen onbekende instantie en ouders maken gebruik van gezondheidszorg in Nederland en slechts in beperkte mate in het herkomstland.

Kinderen hebben goede toegang tot media als pc/laptop, tablets en mobiele telefoon. Het gebruik ervan is in lijn met dat van autochtoon-Nederlandse kinderen.

Naast gunstig beeld ook aandachtspunten

Voor alle drie de groepen kinderen geldt dat zij minder vaak lid zijn van sportclubs: ongeveer de helft (maar Poolse kinderen minder dan de andere twee groepen), tegenover drie kwart van de autochtoon-Nederlandse kinderen. Zij zitten/zaten ook minder vaak op zwemles dan autochtoon-Nederlandse scholieren: een derde heeft nooit zwemles gehad, bij autochtoon-Nederlandse kinderen heeft 5% geen zwemdiploma. Ruim een vijfde van de kinderen heeft overgewicht, dat is ongeveer anderhalf keer zoveel dan bij autochtoon-Nederlandse kinderen.

Volgens de ouders luisteren de jongste Poolse kinderen slechter naar hun ouders dan de jonge kinderen in de andere twee groepen; Poolse tieners spijbelen vaker en ze roken en blowen vaker. Ook zijn de ouders van Poolse kinderen wat minder betrokken bij de school van hun kind en verblijven de kinderen vaker buiten de schoolvakanties in het herkomstland. Verder valt op dat deze groep ouders vaker dan de andere twee groepen ouders de medische voorzieningen in het land van herkomst gebruiken voor hun kind (onder andere voor de tandarts).

Met een toename van de leeftijd zien we ook een toename in ongezonde gedragingen en een afname van de mate van welbevinden in alle drie de groepen. Dat is bij autochtoon-Nederlandse kinderen overigens niet anders.

Verder gamen tieners vaker en gebruiken zij vaker sociale media dan jonge kinderen. Ouders hebben minder zicht op oudere kinderen en maken zich meer zorgen over hen (ouders van Poolse kinderen doen dat overigens minder vaak dan de andere ouders).

Kinderen die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen en van wie beide ouders migrant zijn, doen het op een aantal gebieden minder goed. Zij voelen zich minder thuis in Nederland, voelen zich minder prettig over hun leven en hebben vaker overgewicht. Zij lijken het dus lastiger te hebben om in Nederland te aarden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *